Column juli – Ogen open en versteld staan in Nanjing

Gepubliceerd op 20-07-2011 at 14:18


Op een kalme voorjaarsavond sta ik met driehonderd studenten in de rij voor een westers koepeltheater, een zeldzaam, historisch gebouw uit de periode dat Nanjing nog de hoofdstad van de republiek China was te midden van een woud vol ondoordacht uit de grond gestampte wolkenkrabbers. Na geïnformeerd te hebben hoe het zit met de tickets, hoor ik een vriend uit de verte mijn naam roepen. Ik ren er op af. Net op tijd.

Alsof die kreet een startschot was, begint nu iedereen te hollen. Voor ik het weet, worstel ik me met honderden anderen door drie lagen klapdeuren die tegelijkertijd van binnen worden dicht geduwd door de in China alom aanwezige deurwaarders. Eenmaal binnen staan we hijgend en verdwaasd in een zaal die al vol was voor deze ‘bestorming van de Bastille
begon. Oh ja, de tickets waren al uitverkocht.

Hoewel de hele wedloop maar enkele minuten duurde, was het een indrukwekkende ervaring gelijk aan de trein nemen op de dag voor Chinees Nieuwjaar. Opeens snap je iets van de jaarlijkse nieuwsberichten over doodgedrukte pelgrims in Mekka. Ook de beruchte psychologie van groepsgedrag komt dichterbij. Eenmaal deel van een massa doe je andere dingen. Niet denken. Gaan! Overigens ging het hier niet om de laatste bevoorrade supermarkt in de stad na een aardbeving, of zelfs om de Bijenkorf tijdens de Drie Dwaze Dagen, maar om een lezing in architectuurgeschiedenis.

Met de recente explosie van nieuws over China in het Westen is de complexiteit van dit enorme land inmiddels zo goed als een cliché. Het is echter domweg waar dat leven in het huidige China barst van de extremen en ogenschijnlijke tegenstellingen. Zoals Nicholas Kristof het zei in zijn New York column: “any simplistic black or white view of [China] may well be right but also incomplete and misleading. Murw van twaalf jaar bot stampwerk zijn de meeste universiteitsstudenten alles behalve gemotiveerd tijdens de colleges maar ‘‘s avonds zitten de extra lezingen barstensvol (behalve als het in het Engels is) en in de boekwinkels struikel je over young professionals die hun vrije tijd vullen met zelfstudie.

Op weg naar college passeer ik een oude vrouw met verdacht kleine voeten (maat 29 of 30?) en wordt bloed van pas geslachte kippen opgevangen in porseleinen schaaltjes. Eenmaal aangekomen op college zit ik naast studenten die met dezelfde muziek opgroeiden als wij, en die – met dank aan de überprofessionele piraterij – experts zijn in Europese art house cinema (oost en west).

Na bijna een jaar zou ik eigenlijk nergens meer van op moeten kijken. Al helemaal niet van de vrouw die hier net door het raam naar binnen sprong om te kijken of er nog interessante vuilnis te vinden was. Toch ben ik elke keer weer blij verbaasd als de eerste reactie op het woord ‘Nederland’ niet een windmolen is maar de Tachtigjarige oorlog of de Nederlandse bezetting van Taiwan (Noot aan de Nederlanders: Waarom zouden we niet wat meer aandacht besteden aan het bestuderen van onze eigen geschiedenis?).

Dat mis ik straks misschien het meest: het voortdurende versteld staan van de grilligheid en complexiteit van interculturele uitwisseling, hier vaak samengevat als ‘modernisering’ of ‘verwestering’. Deze ontplofte nadat China haar deuren eind jaren zeventig opende en daarmee een nieuw hoofdstuk in een eigenlijk al lange geschiedenis van grensoverschrijdende uitwisseling opensloeg. Hoewel het me soms pijnlijk bewust maakt van de huidige dominantie van de Westerse, en vooral de Amerikaanse, cultuur levert de vertaling van ‘het Westerse’ onbewust altijd weer nieuwe resultaten op. De goede professoren vragen het aan hun studenten: hoe bepaal je wat je importeert en wat niet? Waarop baseer jij je eigen waardestelsel? Dit zijn vragen die ook belangrijk zijn voor elk van ons als we onze internationale ervaring van waarde willen laten zijn in eigen land.

Het geleidelijk inzicht krijgen in een andere samenleving, hoe minimaal ook, heeft tijd nodig. Het komt niet vanzelf en staat geenszins gelijk aan de ervaring van een maand backpacken of een lange strandvakantie. Een jaar is nog steeds veel te kort maar als je, zoals de negentiende-eeuwse sinoloog James Legge, ‘je ogen open houdt in vreemde landen’ heb je de kans een klein beetje deel te worden van je nieuwe omgeving.

Het zit ‘‘m in de kleine dingen: in je droom heb je gesprekken met je moeder in een taal die zij niet verstaat, je durft je tas niet meer met goed fatsoen op de grond te zetten, je krijgt zin om op de grond te spugen, je gaat ‘’s avonds rondjes achteruit lopen op de hardloopbaan, je begint raar op te kijken als de straat voor je huis niet openligt enzovoorts. Je merkt het echter vooral aan de overeenkomsten; de klikkende blikken en insider jokes die je binden aan je beste vrienden. Tegelijkertijd blijf je je bewust van de niet te overbruggen verschillen die in elk gesprek met diezelfde vrienden opkomen. De wereldkaart boven mijn bed, met China in het midden, wordt nooit die van mij.

Onbewust ben je zo een “flexibility of voice” aan het ontwikkelen, een flexibiliteit die Zadie Smith omschrijft als zowel een last als een geschenk (gift). Hoewel de ‘last’ voor een student in het buitenland doorgaans van een andere aard is dan die van iemand die opgroeit in een omgeving waarin hij of zij wordt gediscrimineerd, is haar beschrijving ook van toepassing op ons: als je het een beetje serieus neemt, is leven in een andere cultuur geen makkie. Afhankelijk van waar en met wie je bent, wissel je voortdurend van taal en rol. Eenmaal terug in Nederland zitten je beste vrienden achter een grote firewall verstopt aan de andere kant van de wereld.

Studeren in het buitenland is echter vooral een geschenk dat je blijft meedragen in de vorm van een extra lens die je ook terug thuis tot een eeuwige ‘vergelijkerÂ’ maakt. Dat hoeft niet altijd hardop. Iedereen kent zo’n irritante wereldreiziger die in elk gesprek begint over die ontzettend relevante ervaring op een plek waar je nog nooit van hebt gehoord. Zelf merk je dat de ervaring je blijft beïnvloeden. En dat is dan weer handig voor in de uitverkoop of in een volle trein.

Tabitha Speelman studeert dit jaar Chinese taal- en letterkunde aan de Universiteit van Nanjing in China met behulp van een Nuffic-China beurs om goed voorbereid aan haar research master Asian Studies aan de universiteit van Leiden te beginnen in september. Haar bachelor heeft ze in de Verenigde Staten gedaan op een klein liberal arts & sciences college in Michigan. Voor vragen aan haar, kun je mailen naar voorlichting@newstudent.nl.